daar waar het allemaal begon
Dichtbij de plaats waar vroeger de Wellebeek in de Radewijkerbeek stroomde bevindt zich het oudste erve van Radewijk, het latere erve Broekroelofs. Tegenwoordig behoort de boerderij, gelegen aan de Stobbenhaarweg nr. 11, toe aan de familie Prenger. De allervroegste vermelding van het erve Radewijk is gevonden in het manuaal van de rentmeester van Twente. Daar werd rond 1300 geschreven: ‘De Precariis: Primo in Parochia Nyensteden, item Rodewijc 25s, vacat et non volitur’. Vrij vertaald betekent dat: ten eerste vinden we in de parochie Nijenstede een erve Radewijk, hetgeen momenteel geheel verlaten is en niet wordt gebruikt. Ter verduidelijking, het stadje Nijenstede was de voorganger van Hardenberg. Uit deze vermelding mag worden geconcludeerd dat het erve – in 1300 dus geheel verlaten – zeker enkele tientallen jaren daarvoor reeds bestaan moet hebben.
De volgende vermelding van het erve Radewijk dateert uit 1384. In het leenprotocol van Overijssel werd destijds geschreven: dat guet to Rodwijc, gelegen in den kerspel van Nyensteden. Slechts 22 jaar daarvoor, in 1362, zijn de stadsrechten van Nijenstede verlegd naar de vesting op den Hardenbergh. Bijna tachtig jaar later, op 29 juni 1464 beleende bisschop David van Bourgondië – wegens trouwe bewezen diensten – Evert van Wythmen met het verzuimd leen der grove en smalle tienden over het erve Radewyck in de buurtschap Nijenstede, onder het kerspel Hardenberg. Radewijk maakte destijds nog deel uit van de marke Hardenberg en Baalder.
In oktober 1474, bijna tien jaar na de belening van de bisschop, is Even van Wythmen gestorven en werd het erve Radewijk eigendom van diens dochter Hasselt en schoonzoon Steven Kamferbeecke, de latere schout van Hardenberg. In hetzelfde jaar blijkt uit de verpondingsregisters dat het erve bewoond en gepacht werd door ene Geert. We zien dat het erve Radewijk op dat moment niet de enige boerderij in Radewijk was.
Ook wonen er al een Geert ten Hancke (Hanekamp) en de gebroeders Jan en Johan Lubbertssoen. In het jaar 1513 erfde Herman van Yttersum de nalatenschappen van zijn nicht Hasselt van Wythmen, waaronder ook de goederen in Radewijk. Uit het schattingsregister van Salland (1520) blijkt dat Hermen van Yttersum het erve Radewijk verpachtte aan Bernt Geertssen. Deze Bernt is vermoedelijk de zoon van Geert, die in 1474 als pachter werd genoemd. De schatting. de pacht die men moest betalen, bestond uit 25 mudden rogge.
Na het overlijden van Herman van Yttensum werd neef Ernst Robertszoon van Yttersum in 1533 de nieuwe eigenaar. Hij was de echtgenoot van Anna van Kortryck. Een decennium later getuigde ene Hendrick Berntss uit Radewijk inzake een markeruzie tussen Hardenberg/Baalder en Itterbecke. In deze mooie akte werd door richter Bruyn Blanckvoort geschreven dat Hendrick Berntss verklaarde omtrent de vijftig jaren oud en te Radewijk geboren te zijn. Opnieuw mogen we aannemen dat Hendrick de zoon van Bernt Geertssen is. Zo kennen we drie generaties pachters van het erve Radewijk, achtereenvolgens Geert, Bernt en Hendrick.
Vervolgens gaan en bijna tachtig jaren voorbij voordat we het erve wederom in de boeken aantreffen. Het verpondingsregister van 1601 laat zien dat ein erve genompt Hinderick tho Ravicke toebehoort aan de zaliger Drostinne en op dat moment geheel verlaten en onbewoond is. In deze roerige tijden was het merendeel van de boerderijen in Radewijk ganz desart en werd het night gebrucket. Pas in 1680 zien we in de kerkboeken de naam Broekroelofs verschijnen. Op 24 oktober van dat jaar werd in Gramsbergen een zoontje van Brook Roelof t’Ravick gedoopt en kreeg daarbij de voornaam Hendrick. Enkele jaren ervoor moet reeds een andere zoon van Brook Roelof geboren zijn, genaamd Egbert (de le). Hij trouwde rond 1705 met Derckien Arents-dochter Clinge uit Radewijk. Vanaf dat moment wordt de opvolging van het erve Broekroelofs duidelijker door de aanwezigheid van onder andere kerkboeken, rechterlijke archieven en notariële stukken.
In het jaar 1668 is het erve BroeckRoelofs gebruikt voor de inkwartiering van twee compagnieën soldaten die deel uitmaakten van het regiment onder leiding van de Graaf van Nassau. En werd zes nachten lang hooi en rogge gegeven aan drie rijpaarden en ook werden de landerijen door de voerluijden afgeweijdet. Verder werd schade toegebracht aan stroo, dack en turf, hetgeen de totale geschatte schade op 44 guldens en 18 stuivers bracht.
Zoals reeds vermeld trouwde Egbert Broekroelofs (de le) rond 1705
met de eveneens uit Radewijk afkomstige Derckien Clinge. We noemen hem de eerste,
omdat er de daaropvolgende eeuwen nog een groot aantal afstammelingen en
erfopvolgers met de voonnaam Egbert zijn geboren. De precieze trouwdatum is
niet terug te vinden vanwege het ontbreken van de kerkboeken als gevolg van de
brand van 1708 die het stadje Hardenberg grotendeels in de as legde. In
datzelfde rampjaar werd dochter Geesjen geboren. Ze werd op 7 november gedoopt
in de kerk van Hardenberg. Vervolgens kregen Egbert en Derckien nog drie
kinderen: Arent (1712), Jan (1715) en Harmtje (1721).
Twee jaar na de geboorte van hun jongste kind vond op 15 november 1723 de overdracht plaats van het erve Radewijk. De officieel op perkament geschreven transportakte is nog altijd in het bezit van de familie Broekroelofs.
Wij geven deze belangrijke charter hier in zijn geheel weer:
Ick Johan Molckenbour bij Commissie van Hoger Overigheijt, in der tijt Scoltus van den Herdenbergh, Heemse en Gramsberge, doe condt en certificere voor de opreghte waerheijt dat voor mij Scholtus en Ceurnoten hier nae benoempt, personelyck is erschenen en gecompareert Arnold Voltelen, procurator admissus, in qualiteijt als gesubstitueerde volmaghtiger van de Heer Johan Willem van Portman, Heer tot Landsvoort als vaeder en vooght van sijne kinderen geprocureert bij wijlen sijn ehevrouw Garhardina Agnis van der Lauwick en als vooght en oom van de kinderen van wijlen de Heer Gosewijn Carel van der Lauwick en vrouw Margarieta Maria van Portman, te saemen erfgenaemen van wijlen vrouw Henrietta Scharlotte Vijgh, douariere van wijlen de Heer Jan Albert van Portman, in leven Drost der Heerlyckheijt Gendringen en Etten, voorts als gesubstitueerde volmaghtiger van vrouw Agnis Vijgh van Ubberge, vrouw van Slijdreght, dourariere van de Heer Joan Tedingh van Berckhoudt, in leven Hooft Officier etc. der Stadt Munnekedam, wijders als gesubstitueerde volmaghtiger van Gijsbarta Vijgh, douariere van wijlen den Heere van Marhuls, vrouwe van Griet en Wardensteijn, en nogh als gesubstitueerde volmaghtiger van de Heer Jacob van de Rijth tot Brochem, Heer van Woestwesel, Wesdoorn en Endelgeest en van de Heer Joannes van de Rijth, te saemen voor haer selven, en dan nogh als vervangende hun starck maekende, en de rato caverende voor de Heer Pieter de Deckere en voor Jonckvrouw Isabella de Deckere, kinderen van wijlen haer suster Wilhelmina van de Rijth, douariere van de Heer Peter Pasqual de Deckere. Verders nogh als gesubstitueerde volmaghtiger van de Heere Carel Frans van Waghtendonck tot Germerzeel, Dom Scholaster van Osnabrugge en Dom Heer tot Munster als cessionaris en het reght hebbende van de Heer Johan Bertram van Tengenagel en van de Weledele Juffer Catarina Margarieta van Tengenagel, Chanonnesse tot Vlasheijm, ingevolge procuratie voor de Heeren van de Magistraat en ’t Segel der Stadt Zwolle op den 8 januari deses jaer 1723 op comparant gepasseert in de ter Edelen Gerighte vertoont, gelesen en tot deser saeke in waarden erkent. Verders als volmaghtiger van de Weledele Juffer Anna Geertruit van Tengenagel, Chanonnesse tot Fijlick, volgents vertoonde volmaght den 7 januar 1723 voor de Heeren van de Magistraaten ’t Segel den Stadt Zwol behoorlijck op comparant gepasseert, vertoont, gelesen en oock voor goet erkendt. Wijders als gesubstitueerde volmaghtiger van de vrouw Weduwen van Heerdt van Tienen en Kijlighbergh en van de Heer Maximiliaen Jacob van Renesse en desselfs gemalinne Susanna Geertruit van Bodeck, Heer en Vrouw van Ter Aa, volgents vertoonde, gelesene en van waerden erkende procuratie voor de Heeren van de Magistraat en Stadts Segel van Deventer op den 10 januani 1723 op de comparant behoorlyck gepasseert en uitgegaen. Eindelyck als gesubstitueerde volmaghtiger van de Hoogh Welgeboren Heer Diderick Frederick van Keppel van Westerholt, de Heeren Keppel tot Odinck en Morrien tot Calbeeck ende Haer Hooghwelgeboren gemalinnen de Vrouwen Mechtelt Catarina en Anna Geertruit van Wijlick tot Probstingh, de Freulyn Geertruit van Tengenagel tot Gellakum, mitsgaeders de Vrouw Lucia Frederika van Baax en Vrouw tot Nienbroeck, volgents procuratie voor de Heeren Magistraat den Stadt Deventer op comparant gepasseert den 10 januar 1723, alhier mede in desen Gerighte vertoont, gelesen en tot deser saeke in vollen waerde erkent.
Sijnde alle voorschreven erfgenaemen van Vrouw Margrieta van Asewijn, douaniere van Munster tot Ruinen en Gramsberge, en bekende hij comparant in voorverhaelde qualiteijt als continuerende alle voornoemde procuratien om cessien en transport te doen en in specie om het Erve en Goedt Radewijck, gelegen in de Boerscap Radewijck desen Carspele Hardenbergh over te draagen, dat hij Procurator Arnold Voltelen in sijn qualiteijt als voren en craght deses cedeerde, transporteerde en overdroegh, aen Eghbert Arents en Derckien Arents sijn huisvrouw, en haerer erfgenaemen, het Erve ende Goedt Radewijck in de Boerschap Radewijck gelegen, soo als gebruckt wort bij Broeck Eghbert en dus sonder het geen Klinge van dit Erve gebruickt en bij Klingen Erve geleght is, en dat voor een somma van penningen, die aen voorschreven Heeren en Vrouwen verkopers den eersten met den laesten penninck ten genoege en aller dancke is voldaen en betaalt en dat met alle sijn reght en gereghtigheijt, raet en onraat, op- en dependentie, Heeren- en Boerlasten, als daer toe gehoort en in comformite de voorwaerden conditien soo den 8 october 1722 ten overstaan van mij Scholtus is verkoft, aennemende en belovende hij comparant en transportant qqua. voorbenoempt arve en goet Radewijck, sijnde vrij allodiael goedt en vrij van Fidei Commis of diergelijx, en onbeswaert van uitgangen, tinsen of tijnden met alle derselver reght en gereghtigheden in sijn voorverhaelde qualiteijt, nae maniere en coustume locaal, altijt te sullen staen, waghten en waaren, als men nae reghten of Landrecht van Overijssel, schuldigh is te doen. Alles sonder argelist en in waarheijts oirconde daer dit aldus geschiede, waeren neffens mij Scholtus tot deser Saecke aan en over als Ceurnoten Jan Goossens Hanecamp en Jasper Sweerts, wien ten gevolge tot meerdere vestenisse, ick richter deesen neffens den Heer Comparant en Transportant qqua. eijgenhandigh hebben geteijckent en gesegelt. Actum Herdenbargh, den 15 november 1723.
Om de aankoop te kunnen financieren werd door Egbert (de le) en Derckien een hypotheek afgesloten ten bedrage van f 2000,- tegen een rente van drie procent per jaar. Het geld werd geleend van pastoor Joan Hendrick de Man en juffrouw Johanna Bolcks. Als onderpand stelden ze vanzelfsprekend het erve en goed Radewijk. Egbert Broekroelofs heeft niet lang kunnen genieten van zijn pas verworven eigendommen.
Hij stierf rond 1728, waarna zijn weduwe Derckien in 1729 hertrouwde met Jan Harmsen uit Bergentheim. In de huwelijksvoorwaarden verklaarde Jan de kinderen van zijn aanstaande vrouw voor zijn eigen eghte en reghte kinderen aan te nemen. Jan en Derckien bleven wonen op het erve Radewijk. Uit dit huwelijk werden echter geen kinderen geboren. De oudste dochter uit Derckiens eerste huwelijk, Geesjen, volgde haar ouders op als eigenaresse van het spil. Geesjen Broekroelofs huwde in 1733 met Egbert Roelofs (de 2e) uit Ane.
In de huwelijkse voorwaarden werd onder andere bepaald dat: de ouders van de bruit tot voortsettinge deses huwelijks an de bruidegom en bruit overgelaten en gedaan bij desen haar bouwerie, huishoudinge, woninge en plaetse, met alle derselver schulden en lasten, so daar tegenswoordigh op en aen sijn gehorende, geene uitgesondert, mits en op dese conditie sij gemelte bruits ouders de tijt haeres leven sullen moeten onderhouden en verplegen in cost, clederen en linnen, behoorlijk, en verders jaarlijks tot haar pleijsier nog moeten laten trekken en genieten de vruchten van een half mudde lants, welk lant door de bruidegom en bruit moeten worden besaijt, tien schapen in ’t schot te voederen, en het derde part van de ymen, en een spint lijn des jaers te saijen, sullende de kinders haar moeten alle liefde in haar oude dagen bewijsen.
Op 19 juli 1734 verscheen Egbert Broekroelofs (de 2e) voor schout Arnold Voltelen, teneinde beslag te laten leggen op de goederen van Pouwel Noordink. Deze had drie jaar daarvoor varkens van hem gekocht voor vijftien guldens en twee stuivens, maar had tot op dat moment zijn schulden nog niet voldaan. In november 1740 werd opnieuw een bezoek gebracht aan schout Voltelen om een akte te laten vastleggen. Ditmaal wegens een schuldbekentenis aan Hendrik Balderhaar en diens huisvnouw Swane Wolters. Ze waren een bedrag van f 750,- schuldig dat ze geleend hadden ten aflossing van een deel van het kapitaal van tweeduizend guldens dat in 1723 door de ouders van Geesjen was geleend bij de aankoop van het erve Radewijk.
Uit het huwelijk van Egbert (de 2e) en Geesjen Broekroelofs zijn zeker twee zoons geboren: Egbert (de 3e) en Arent. De laatste huwde met Swaantje Harmsen uit Wachtum en verhuisde naar de boerderij van zijn bruid. De doopdata van de twee zoons staan niet genoteerd in de kerkboeken.
Moeder Geesjen Broekroelofs overleed rond 1744, waarna haar echtgenoot opnieuw in het huwelijksbootje stapte. In november 1745 trouwde hij met Geesje Jansdochter Scholtmann van de Scholtmannseck in Heesterkante. Uit dit huwelijk zijn zeven kinderen geboren: Geesjen (1746), Berentje (1749), Roelof (1750), Zwaantje (1752), Jan (1755), Albert (1758) en Harm (1760).
Bij de volkstelling van 1748 verrichtte Egbert Broekroelofs (de 2e) als rotmeester van Radewijk de daadwerkelijke telling van alle mensen. Het gezin Broekroelofs bestond op dat moment uit acht personen. Ook woonden de dienstmeiden Trijne en Harmtien en de knecht Hendrik nog bij hen in.
De oudste zoon van Egbert Roelofs (de 2e) en Geesjen Broekroelofs, genaamd Egbert Broekroelofs (de 3e), volgde zoals gezegd zijn ouders op als boedelhouder. Hij huwde in 1764 met Aaltje Vlierman uit Ane. Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren: Egbert (de 4e) (1765), Gesina (1767), Hendrikjen (1770) en Geesjen (1773).
Op 23 augustus 1770 heeft Egbert Broekroelofs de hypotheekakte van 1740 laten royeren, omdat de schuld inmiddels in zijn geheel was terugbetaald. Ook nu was het de oudste zoon die de boerderij zou erven. Deze Egbert Broekroelofs (de 4e) vond zijn vrouw in de zestien jaar jongere Berendine Roelofs uit Duits Wielen. Ze trouwden op 23 juni 1800 in de kerk van Hardenberg en vestigden zich op het oude erve Radewijk. Ze kregen er vijf kinderen: Zwaantje (1801), Aaltjen (1804), Egbert (de 5e) (1809), Hendrik (1811) en Gerrit Jan (1817). Een jaar na de geboorte van hun jongste zoon overleed de oude Egbert Broekroelofs (de 3e). Hij is 81 jaar oud geworden. Het sterfgeval werd ten gemeentehuize aangegeven door buren Hendrik Bosman en Lubbert Ymhoff. In 1820 stond het erve Radewijk of Broekroelofs bekend als nummer 5 in de buurtschap.
Egbert Broekroelofs junior (de 4e) overleed nog vóór zijn moeder, op 15 oktober 1829 te Radewijk. Zijn moeder, Aaltje Broekroelofs-Vlierman overleed ruim vier jaar later op 11 januari 1834 in de voor die tijd uitzonderlijk hoge leeftijd van 93 jaar.
De jongste zoon van Egbert en Berendine, Gerrit Jan Broekroelofs, werd schoolmeester en stond in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw lange tijd voor de klas in Radewijk – hij was tegelijk hoofd en enige leraar. Gerrit Jan was geen erg beste onderwijzer. De schoolopziener verklaarde in 1859 een niet al te hoge pet op te hebben van het door Broekroelofs gegeven onderwijs.
Zijn broer, Egbert Broekroelofs (de 5e) volgde zijn ouders op als eigenaar van het erve Radewijk. In het militieregister van 1831 is zijn signalement bewaard gebleven. De in 1809 geboren Egbert was 1 el en 717 streepen lang, had een langwerpig aangezicht, breed voorhoofd, blaauwe oogen, kleine neus, ordinaire (gewone) mond, ronde kin, bruin haar en bruine wenkbrauwen. Bij de loting was hem het nummer 9 ten deel gevallen, hetgeen hem tot de dienst verplichtte. Er werd echter een plaatsvervanger voor hem gevonden, zodat hij thuis in Radewijk kon blijven. Hij trouwde op 19 mei 1831 in Heemse met Jennegien Jonkhans uit Duits Wielen.
Vien maanden na het huwelijk werd reeds het eerste zoontje geboren, Egbert. Daarna kreeg het echtpaar nog vijf kinderen: Jan (1834), Jan (1836), Berend (1838), Zwaantjen (1841) en Berendina (1844). Een jaartje na de geboorte van hun jongste kind overleed Jennegien Broekroelofs-Jonkhans. Ze werd slechts 38 jaar oud.
Hierna is Egbert (de 5e) hertrouwd met een echte Radewijkse boerendochter, Gezina Bosman. Het huwelijk werd voltrokken in 1846. Vijf kinderen zijn uit deze echt geboren: Jennigjen (1846), Jennigjen (1851), Hendrik (1854), Berend Jan (1857) en Berend (1861).
Egbert (de 5e) was een gezien man in de buurtschap Radewijk. Hij werd in maart 1851, na het overlijden van Roelof Bouwhuis, zelfs unaniem gekozen als raadslid voor de gemeente Ambt Hardenberg.
Niet volgens traditie was het de derde zoon uit het eerste huwelijk van Egbert (de 5e) die de erfopvolger zou worden. Vandaar dat we zien dat niet de oudste zoon, Egbert, de boedelhouder was, maar zijn jongere broer Jan.
Omdat zijn oudere broers het vaderland al gediend hadden, hoefde Jan niet in dienst uit hoofde van volbrachte broederdienst.
Jan Broekroelofs, geb. 02-09-1836
Op 16 april 1869 trouwde Jan met weduwe Zwaane Schutte uit Radewijk, dochter van Jan Schutte en Hillegonda Hölter van het erve Klein-Takman. Zwaane was reeds weduwe van Jan Herm Kamphuis en had uit dat huwelijk al een zoontje voortgebracht, Gerrit Jan Kamphuis. Deze kwam ook wonen op het erve Broekroelofs. Vier dagen na de bevestiging van het huwelijk verscheen Egbert Broekroelofs senior (de 5e) voor notaris Willem Fredrik van der Muelen en verklaarde alle eigendommen te hebben verkocht aan zijn zoon Jan Broekroelofs. De onroerende goederen waren verdeeld in veertien kavels. Het huis en erf met bouw- en weiland besloeg tezamen drie bunders, tweeënvijftig roeden en veertig ellen grond en stond kadastraal bekend als sectie D, de nummers 159, 160, 161 en 162. De overige landerijen bestonden uit hooiland, bouwland, weiland en heide. De verkoop was gesloten voor een bedrag van negenduizend gulden.
Uit het buwelijk van Jan Broekroelofs en Zwaane Schutte werden vier kinderen geboren: Egbert (de 6e) (1870), Johanna (1872), Jan Hendrik (1875) en Jan (1878).
Een jaartje later overleed opa Egbert Broekroelofs (de 5e). Zwaane Broekroelofs-Schutte werd slechts 51 jaar oud en overleed op 12 augustus 1893 in Radewijk. Haar zoon Egbert Broekroelofs (de 6e) trouwde in de zomer van 1895 met Fennigje Kamphuis.
Egbert Broekroelofs (de 6e), Jan Broekroelofs en Fennigje Kamphuis
Zijn bruid werd in Radewijk geboren, maar was op tweejarige leeftijd verhuisd naar de ouderlijke boerderij van haar moeder, het erve Hurink in Ane.
Het echtpaar kreeg in augustus 1896 een doodgeboren dochtertje en een jaar later werd hun enige zoon geboren, genaamd Jan Broekroelofs. Dit enigst kind volgde later zijn ouders op als eigenaar van het erve Radewijk. Op drie januari 1910 stierf opa Jan Broekroelofs in de leeftijd van 73 jaar. Zijn kleinzoon Jan Broekroelofs trouwde vijftien jaar later met Fennegien Stegeman uit Ane.
Jan Broekroelofs, geb.01-10-1897 en Fennegien Stegeman, geb. 23-05-1901
Op 29 mei 1925 werd het huwelijk voltrokken door een ambtenaar van de burgerlijke stand van Ambt Hardenberg. Jan en Fennegien kregen zes kinderen: Fennigje (1926), Egbert (de 7e) (1927), Gerrit Jan (1928), Johan (1929), Zwaantinus (1943) en Gerard Jan (1945). Nog voordat hun laatste kindje geboren was, overleden opa en oma Broekroelofs. Egbert (de 6e) stierf in mei 1944 en oma Fennigje overleed in november van datzelfde jaar.
Drie van de zes kinderen bleven later in Radewijk wonen. Zoon Egbert (de 7e) volgde zijn ouders op. Zijn broer Gerrit Jan bleef in Radewijk wonen en trouwde met Hermina Vrijlink. Nog altijd wonen zij aan de Radewijkerweg nummer 60.
Ook broer Johan bleef Radewijk trouw. Hij huwde met Hinderkien Lennips en woont nog altijd aan de Radewijkerweg nummer 64. De andere drie kinderen verlieten Radewijk en zochten hun heil elders. De oudste zoon uit het huwelijk van Jan Broekroelofs en Fennegien Stegeman, genaamd Egbert (de 7e) Broekroelofs bleef als boer wonen op het erve Radewijk. Hij huwde in oktober 1957 met Geesjen Johanna Weitkamp uit Hardenberg. Ze kregen twee kinderen:
Fenny (1958) en Jan (1961).
Ep en Gees hebben tot in de jaren tachtig de boerderij in Radewijk bewoond en verkochten deze indertijd aan de familie Prenger uit Hardenberg.
Het echtpaar Broekroelofs woonde daarna aan de Stationsstraat in Hardenberg. Door de verkoop kwam een einde aan de zo vanzelfsprekende opvolging.
Er zal dan ook geen Egbert de Achtste meer komen, die zijn leven kan wijden aan het werken als boer op het erve Radewijk.
Bron: Het boek van Roke
Historische Vereniging Hardenberg en Omgeving